We hebben behalve met de gepeste en de pester, ook een gesprek met hun moeders. We zoeken en onderzoeken eerst een eigen ervaring, waarin we zelf gepest hebben. Verrassend genoeg kan iedereen wel iets noemen. Iemand had haar broertje gepest: “Hij kon soms zo langzaam eten dat we allemaal op hem moesten wachten. Ik wilde dat het opschoot. Ik kon het dan niet nalaten te zeggen: ‘Slak, slak beddenzak’.” Ik ging hem dus aanmoedigen om op te schieten.
Door zulke ervaringen toe te laten blijft het pesten niet iets vreemds, maar komt het dichtbij.
Het kwam nog dichterbij met de vraag: “Wat is nu de kwaliteit van het pesten?”
Als verrassend antwoord kwam uit onze persoonlijke ervaringen: “Zien wat er nodig is en dat willen regelen.”
De vraag: “Wat is nu de kwaliteit van het pesten?” is aannemen dat er, hoe onwaarschijnlijk dat ook lijkt, een positieve drive achter pesten zit. De leerkracht zoekt partners, die haar bij deze vraag kunnen helpen. Iedereen blijkt een ervaring te hebben met een vorm van zelf pesten. Iedereen heeft dus ook het ‘stilzwijgende weten’, dat in pesten iets positiefs schuil gaat. De leerkracht weet nu dat iemand die pest op de één of andere manier wil regelen dat die ander geholpen wordt. Zo interpreteren we de dynamiek van pesten op een positieve manier. En dat levert veel op.
De leerkracht geeft de twee leerlingen met pestgedrag een assisterende taak. Een verkorte weergave:
Peter zit direct naast mij. Hij kijkt dus, net als ik, de klas in. Als ik iets tegen de klas wil zeggen, zeg ik hem dat en dan rinkelt hij met het belletje en kijkt hoe lang het duurt voor het stil is. Vervolgens zegt hij hoe lang het duurde Er is nu altijd snel aandacht. Dit is heel werkzaam.
De taak van Joris is vorig jaar al begonnen met het elke pauze iets te drinken voor mij halen. Dit jaar heeft hij er zelf voor gekozen ook iets te doen voor de klas: Ik had met de kinderen geoefend om fouten te herkennen in het taalwerk door zelf een zin met heel veel fouten op het bord te schrijven. Op deze activiteit sloot hij uit eigen initiatief aan door verschillende woordzoekers te maken, die we in de les daarna ook gebruikt hebben.
Peter en Joris zijn nu beiden mijn assistenten. Elk op hun eigen wijze. De één naast mij, de ander in de klas. Ze pesten niet meer.
De leerkracht leert deze kinderen hoe ze op een constructieve manier de ander kunnen helpen. Ze doet iets voor die leerlingen afzonderlijk, waarmee ze ieders unieke kwaliteit inzet voor de hele groep.
Dit zien wat de anderen nodig hebben en het willen regelen is een aspect van leiding geven. De leidinggevende vaardigheid van sommige kinderen in het lager en middelbaar onderwijs wordt zelden ingezet, terwijl dat wel een talent is dat deze kinderen van begin af aan willen ontwikkelen.
Als ze niet worden uitgenodigd en ondersteund ontwikkelen ze dat talent wel zelf en dat kan dan op een negatieve manier zijn: dan is dat pesten!